Interview 1 met Theo Jennissen, ´n Drom
We waren op zaterdag 7 juli 2018 samen naar 'n Drom: theater en muziekoptredens in een bos in het Achterhoekse Sinderen. Theo is kunstenaar/fotograaf. Ik interviewde hem op 13 juli over de foto's en over de fotofilm die hij maakte van ´n Drom.
1. Hoe liep je daar rond die middag?
Met de camera, gewoon kijken, afwachten en genietend. Eigenlijk genoot ik van alles wat er gebeurde, maar vooral van het licht.
2. Hoe bepaal je je standpunt als je een foto maakt? Ik zag dat je tijdens de voorstelling op één plek stond. Hoe bepaal je die plek?
Ik weet het niet, dat is intuïtief. Ik kan altijd overal een standpunt maken, maar hoe je dat bepaalt? Ik voel gewoon wat er is en waar ik naar toe getrokken word. Klinkt raar, het is ook eigenlijk heel raar. Bijna magie zou je kunnen zeggen, maar zo is het wel. Als ik daar sta, dan zie ik het vaak en dan ga ik daar een compositie bepalen of iets doen wat mooi is. Die schilder zag ik op die ladder klimmen en ik wist: ik moet daar gaan staan, daar gaat het gebeuren, dat voelde ik. En ja dus, hij ging schuin hangen om op die plank te klimmen.
3. Hoe lukt het je om te blijven staan waar je staat? Ik zie iedereen met een camera heen en weer lopen, maar jou niet.
Ik heb het voordeel dat ik niet in opdracht werk. Als je in opdracht werkt, dan moet je wel plaatjes scoren want dat wil de krant of dat wil de opdrachtgever. Ik heb dat niet, dat is een voordeel en een nadeel. Het nadeel is dat ik geen geld verdien. Het voordeel is dat ik alle ruimte en vrijheid heb om te experimenteren met wat op dat moment aan de hand is en om me daarmee uiteen te zetten. Maar dit is nog geen antwoord op je vraag. Het punt is: ik weet niet waarom ik ergens blijf staan, maar ook dat is iets wat ik intuïtief doe... eh.... ja, wat ook zo is, is dat het soms - vaak zelfs - lukt om de gebeurtenissen naar je toe te laten komen en dat gebeurt niet als je de hele tijd heen en weer blijft lopen. Als je rustig blijft staan, dan gebeurt het regelmatig dat degene die optreedt vanzelf kontakt met mij legt, oogkontakt of wat ook. En dáár ben ik op uit. Dat is de magie in de foto, dat iemand werkelijk er ís.
4. Heb je dat geleerd of kon je dat vanaf het eerste moment?
Nee, dat zijn wel dingen die ik geleerd heb, maar niet van iemand. Ik heb het van mezelf geleerd. Het magische moment van de foto is voor een deel ook de adrenaline, dat je dus op een gegeven moment de drempel overgaat van dat je iets doet wat je eigenlijk niet durft of wat je niet zou willen, dat is het ene, dat je zo dicht bij mensen komt dat het een beetje onpasselijk wordt eigenlijk voor de ander. Maar het andere is dat je... ja... daarin heb ik geleerd om heel dichtbij de mensen te komen zonder dat het hen stoort.
5. Hoe weet je wáár je een foto van wilt maken?
Soms is dat heel duidelijk, zoals met die schilder en die ladder. Op het moment dat hij met die ladder heen en weer zwiept om naar die steigerplank te gaan, dan gebeurt er iets wat in één seconde gebeurt en in die seconde weet ik: nu moet ik 5 - 6 foto's schieten. Dat is duidelijk. Dat is het actieve moment, net als bij voetballen het scoren of het juichen. Dat is één ding. Het andere is: er is toch altijd een moment.... dat weet ik niet zo goed.... alles hangt samen met licht en compositie, dat moet kloppen want als die niet kloppen met het moment dan vind ik de foto moeilijker - of dat moment moet zo doorslaggevend zijn dat al het andere overbodig wordt, maar dat is meestal niet zo. Maar verder. Wanneer je moet schieten? Dat is toch het moment van licht, compositie en blik en beweging. Maar vaak compositie. Ik kan heel erg balen als ik iets zie wat ik heel boeiend vind, maar dat iemand dan net niet goed staat. Je kunt dit vaak niet regisseren, want dan vervalt de authenticiteit van het gebeuren, dus het moet vanzelf goed staan en daarvoor moet je dus een plek uitzoeken..... Het is een automatisme dat ik constant een plek zoek.... Je gaat op een plek staan van waaruit je voelt dat de composities kloppen dus je gaat ergens staan en je ziet een boom en een lichtval en een mens en een tafel of nog iets en dan ga je zo staan dat - in elk geval voor mijn gevoel - de compositie klopt. Dan moet er alleen nog iets gebeuren en dat gebeurt soms en soms ook niet. Je maakt de foto op het moment dat datgene binnen de compositie gebeurt, wat jij de moeite waard vindt. Vaak maak ik ook al foto's van tevoren, voor het geval er niets gebeurt, dan heb ik in ieder geval de compositie, maar vaak is achteraf dat beeld toch niet sterk genoeg. Zo gaat het een beetje.
6. Bij de trommelaars maakte je foto's maar vooral van tussendoor, niet van het trommelen zelf.
Praktisch punt: ik kreeg last van mijn oren dus dat maakte het wat lastiger om zo dichtbij te komen als ik dat wilde. Ik heb dat even gedaan en dat is die ene foto geworden. Maar ik vind ook: aktie is leuk, is spannend, maar de leuke momenten zijn vaak net daarna. Dichters die voordragen zijn niet zozeer interessant als ze voorlezen, maar net daarna, als ze het applaus in ontvangst nemen of als ze vóór hun optreden nog even een woord wisselen met degene die hen voorstelt enzovoort. Dát zijn de momenten waarop je iets wezenlijks van die persoon kunt pakken. Op het moment van de voordracht zelf zijn de mensen op een zodanige wijze daarmee bezig, dat het voor mij als fotograaf minder interessant is. Dat geldt niet altijd. Ed van den Elsken heeft hele mooie foto's gemaakt van muzikanten en misschien zijn muzikanten dan toch een uitzondering. Misschien dat juist daarin, in de concentratie van het spelen, ook veel te halen is, maar mijn manier van werken is vaak: in de niet zo voor de hand liggende momenten iets proberen te pakken. Dus bij de trommelaars vond ik het interessanter om ze te fotograferen na het trommelen of terwijl ze hun instrumenten aan het verzetten waren.
7. Wanneer is een foto goed? Hoe zit je dat thuis te bekijken?
O ja, dat gaat heel snel. Ik kijk of ze .... Ja, er zijn drie of vier dingen die gelijk gebeuren maar het belangrijkste is toch dat ik let op het technische gedeelte, of de foto door de beugel kan. En als dat niet zo is, dan probeer ik te bepalen of die om een andere reden de moeite waard kan zijn. Maar goed. Technisch dus, of de foto scherp is, of die compositorisch goed in elkaar zit en of die goed belicht is; dat alles zie je in één oogopslag, dus dat is bijna geen overweging meer. Vervolgens bekijk ik de foto's die door de beugel kunnen - zeg maar driehonderd van de vijfhonderd - nog een keer. Welke lijken erg op elkaar en welke is daarvan dan de beste, maar dat is soms niet helemaal duidelijk, goed, dat allemaal is één. En dat is eigenlijk pas het begin, zeg maar dat ik er van de driehonderd honderd heb overgehouden. Het komt er nu steeds meer op aan: wat wil ik vertellen. De foto kan goed zijn, maar ik moet met die foto iets willen, iets kunnen vertellen. Dat dient zich aan, steeds duidelijker. Het is niet zo dat ik dat weet voordat ik de foto's maak, maar als ik ze heb dan ga ik kijken: valt er een verhaal mee te vertellen en wélk verhaal dan? Op grond daarvan moet opnieuw een keuze gemaakt worden. En dat is heel onduidelijk waar die keuze dan precies op gebaseerd is. Soms onduidelijk, soms duidelijk.
8. Hoe kwam je erbij om films te maken van je foto's?
Ik ben een keer begonnen met dia's, omdat dat goedkoper was dan afdrukken maken. Een hele praktische reden dus. Maar films zijn zo prachtig omdat de foto een.... het maakt de foto opnieuw dynamisch in de tijd. Ook de foto in de film gaat voorbij, je kunt er niet naar blijven kijken want hij gaat voorbij net zoals de werkelijkheid voorbij gaat; de werkelijkheid van het leven zelf en jij in de werkelijkheid. In ieder geval: er zit een continuïteit in het leven die je in een foto niet terugziet als je die foto sec bekijkt, maar als je die foto onderbrengt in een filmprogramma, dan gaat die opnieuw weer voorbij en daardoor krijgt de foto ook een andere betekenis en dat vind ik eigenlijk steeds interessanter worden, of dat wordt steeds meer mijn manier van vertellen, laat ik het zo zeggen. Mijn antwoord op jouw vraag is dus: ik maak films van foto's omdat ik dat interessanter vind. Dat ík het interessant vind is niet zo interessant, maar dat het een nieuwe manier van vertellen is, door foto's in een film te plaatsen. Dat is een stijl, een manier van werken die ik hanteer waardoor eh... de foto eh... uit de ... veel meer uit het.... uit het .... nog veel minder een registratie wordt, het nog veel meer een beeld wordt dat welisweer refereert aan de werkelijkheid waaruit hij genomen is, maar tegelijkertijd er heel ver van afraakt, heel magisch wordt, vaak heel.... die je als toeschouwer veel meer kan meenemen, veel meer dan de foto sec. En dat vind ik boeiend.
9. Hoe kwam je bij de foto van die koeien?
Ja, die koeien deden dat terwijl ik er langs liep, daar had ik niet om gevraagd. Ik had de camera in de hand - ik heb die eigenlijk nooit om mijn nek hangen - en daardoor kun je veel sneller reageren. Meestal klik ik zonder door de lens te kijken, maar in dit geval heb ik wel door de lens gekeken, die tijd had ik. Maar ik heb er maar één kunnen maken die echt goed was. Ik heb er twee achter elkaar geschoten en toen ik die tweede geschoten had, dus binnen minder dan een halve seconde, toen was het ook weer klaar. Dus die koeien die deden het, ik zag het en ik maakte de foto. Terwijl ik nog met Berna aan het praten was en normaal heb ik er een hekel aan om dan te praten want dan word ik uit mijn concentratie gehaald, maar deze keer ging het dus goed. Wel heel vervelend voor degene met wie ik ben want echt luisteren doe ik niet want ik ben constant alert als ik een camera bij me heb... Het is een concentratie waarbij je de hele tijd bezig bent om vanuit alle hoeken waar je ook bent, alles op te willen vangen wat mogelijk de moeite waard is om gefotografeerd te worden. Of om binnen het magische domein getrokken te worden van mijn film, want dat is wat ik eigenlijk zoek. En dan denk ik: o, dit is bruikbaar, dit is bruikbaar. Ik zit wel aan een film te denken, maar niet aan een film waarvan de beelden al duidelijk zijn, maar wel aan de sfeer en de sfeer is toonaangevend of ik bedoel, daar heb ik een gevoel bij of een intuïtie voor en ik denk dat ik op die manier werk.
10. Dus je weet de film al bijna voordat je die gaat maken?
Ja, die voel ik ook aan in de ruimte waarin ik ben. Dat ik voor een sfeer ergens, of op een bepaalde manier moet staan. Of een bepaalde lichtval die zich voordoet of bepaalde dingen die gebeuren. Daar ben ik dan vrij dicht bij. Met die koeien, dat lijkt me echt toeval, maar bij mensen kan het weleens zo gaan dat het de kant uitgaat, die ik zelf op zoek. Dan voel ik waar welke mensen zijn en wat ze zo ongeveer zouden kunnen doen of eh....
11. Toen jij daar met ons rondliep op 'n Drom, wist je dus toen ook al zo ongeveer hoe de film zou worden? En is de film zo geworden? Of anders?
Wat ik zag was licht en bladeren, de bomen en het licht wat tussen de bomen en de bladeren door viel op wat er dan ook was. Op mensen of op de... Dat had al iets heel moois omdat het licht diffuus werd en de werkelijkheid ook enigszins vertekend, mozaïekachtig werd weergegeven. Dat vond ik al mooi, als sfeer, wat ik wilde gebruiken, maar welke sfeer precies, ik weet het niet. Eigenlijk is het altijd zo. Ik zie het licht en dan weet ik op grond van het licht wat ik zie welke camera-instelling ik moet nemen om in het licht dat er is een bepaalde sfeer te maken. Als die bladeren er niet zo waren aan de bomen, maar het had bijvoorbeeld geregend, dan had ik ook geweten wat ik met de camera moest doen om de sfeer te krijgen die ik wil. Dat is dan weliswaar een andere sfeer dan dit met die zon en die bladeren, maar het kan op een andere manier magisch worden en dat zoek ik dan ter plekke uit. Maar het gaat erom dat je met de camera moet weten welke instelling je moet maken bij welk licht, onder welke lichtomstandigheden. Genoeg.
Hier is de film ´n Drom, Theo Jennissen