leeservaringen


Ondankbare grond, een boerenepos

ondankbare grond 1Leo Salemink & Theo Salemink

Uitgeverij Fagus, 2014
ISBN 978-94-91634-25-3

Ondankbare grond is een prachtig boek omdat het zo precies en zo liefdevol de kleine mens in de grote geschiedenis schetst. Toevallig handelt het over vier eeuwen Saleminks, kleine boeren in de streek rondom Silvolde, Terborg, Netterden. Welke andere achtergrond ook; alles was ongetwijfeld ook in goede handen geweest bij deze twee nazaten, Leo en Theo Salemink. Ze zijn de zestig gepasseerd en blijkbaar hadden ze tijd en zin om dit boek te maken.

Het boek leest als een trein.
Het is een uitstekend geschiedenisboek, geschiedenis aan de hand van concrete Saleminks, die dan weer soldaten en paarden van de Fransen moesten voeden, dan weer van de Nederlanders, dan van de Duitsers. Van de kozakken zelfs. Er werd gemoord en er werd verkracht. Wie dat leest en beseft dat dit zich in de afgelopen eeuwen in Nederland afspeelde, die hoeft niet met de vinger naar de IS te wijzen.
Het is ook een uitstekend economieboek, economie aan de hand van pachterschap, rogge, stro, eieren, varkens, melk, boedelbeschrijvingen, kindsdelen en voorkindsdelen.

Het is een prachtig huwelijksboek en notarieel boek. Wie trouwt met wie. Beter gezegd: wie bleef achter als weduwnaar of weduwe en moest als de wiedeweerga een partner vinden. Zo ook Geertruida Wennink - 29 jaar oud – die afscheid moet nemen van haar man Gradus Seesing – 47 jaar oud . Ze blijft achter met drie eigen kinderen en drie volwassen voorkinderen. Ze vraagt Gradus Salemink - 23 jaar – als knecht; twee jaar later trouwt hij met Geertruida en samen krijgen ze nog vier kinderen. In het boek blijkt geregeld ‘De wet van Salemink’ te werken, die luidt: als je geen eigen boerderij hebt, dan moet je zorgen dat je trouwt met een boerendochter of met een weduwe met boerderij. Opvallend is, hoe beschermd de wetten zijn voor elk kind. Allemaal hebben ze recht op een kindsdeel. Of ze nu kind zijn van het vorige huwelijk of van het huidige huwelijk.

Het is een uitstekend landbouwboek. Hoe werd gewoekerd met achtereenvolgende teelten. In de achttiende eeuw was er tot drie keer toe een uitbraak van veepest. In 1768/69 trof deze zo ongeveer heel Silvolde. Sommige boeren moesten van voren af aan beginnen en hadden dus ook geen mest voor het land. Dieren vroren dood in extreem koude winters. Tiende delen van graan, van hout, van jongvee, moesten naar de pachtheer. Het graan moest je laten malen bij de molen van de pachtheer. En dan de grote verandering: de komst van de kunstmest, waardoor ook keuterboeren flinke opbrengsten konden halen; niet meer gebonden aan de mest van het eigen vee. Mansholt komt om de hoek kijken met zijn dringende advies om te specialiseren (en met zijn spijt achteraf).
Het is een prachtig boek voor de gezondheidszorg. Hoeveel kinderen wel niet dood gingen. Hoe vroeg de gemiddelde man en vrouw dood gingen. Tot hoelang werden vader en moeder nog op eigen boerderij ‘aan het einde geholpen’. Pas de ouders van de schrijvers belanden ten laatste nog in verpleeg- en bejaardentehuis. Deze ouders hadden Mina en Bernard Salemink nog liefdevol thuis verzorgd tot de dood; een hele opgave want Mina had bij het trouwen van de jongelui al reuma.

Het is een bron voor sociologen. Wie werd protestant, hoe werden de katholieken onderdrukt. Wanneer kregen de katholieken hun trots terug en organiseerden ze zich ijzersterk. Hoe werd de jood bezien? Hoe was het om als katholiek tussen protestanten te wonen (pas de elfde buur op de Peppelmansdijk was ook katholiek, dus ze moesten iedereen als ‘buur’ vragen om uiteindelijk ook de elfde te kunnen vragen). Zaten er overigens meer protestanten in het verzet in de oorlog dan katholieken? Hadden protestanten meer lef om onderduikers in huis te nemen?

Dankzij de goede prijs voor de eieren en de varkens, dankzij de uitbreiding van stallen om meer dieren te kunnen houden, (en dit weer dankzij de loskoppeling van diervoeder en eigen akkers), zijn vader en moeder Salemink welvarende boeren geworden. Evenwel bleven ze sober leven en bezagen ze met verbazing de ‘hebben’ cultuur van de moderne tijd.

Dit zijn de grote lijnen. Heel leerzaam voor iedereen om te lezen, of je nu in Noord-Holland woont of in Groningen. Mensen die hun leven leven in de grote wereld als ‘decor.’

De kleine juweeltjes in het boek. De schrijvende broers gaan zelf een keer boekweit zaaien, de zaden dorsen en dan nog eens de harde schil eraf zien te krijgen. Tot brood of pannekoeken van het meel komt het niet meer. De beschrijving van de inventarissen: in 1862 20 stoelen rondom de tafel, waar dat er in 1824 nog maar 15 waren. De 12 manshemden zijn er 22 geworden, de 14 vrouwshemden 18. Gradus Salemink brengt 830 gulden in en bezit verder nog 30 gulden aan kleren en andere lijfstoebehoren. Boerstal en Gerhard Salemink, die in een bepaald jaar voor de grap (en uit woede) de eerste banken van de kerk ‘kochten.’ De ontginning van de ‘Gaander Hei’ in het begin van de 20 e eeuw waarbij stronken van struiken en bomen nog verwijderd moesten worden; elk jaar een stukje. In 1954 een boerderij kopen met vier hectare grond voor 18.000 gulden en de uitspraak van de vader van de schrijvers, later, in 1978: ‘Toen kon je met 18.000 meer dan nu met twee ton.’ Hoe deze zelfde vader over God spreekt als ‘den Bovenste’. En – heel ontroerend – hoe Leo zijn ouders moet gaan vertellen dat hij geen priester zal worden. Lezen, op bladzijde 277 en 278.

ondankbare grond 2Niks te zeuren dan over dit boek? Nee, eigenlijk niet. Niet iets te zeuren. Maar wel een opmerking. Op bladzijde 286 gaat het over ‘de vergeten driehoek’ achter Arnhem, tegen de Duitse grens en hoe de tijd hier ‘maar relatief is’. Ik citeer: ‘Hier ging het niet om de grote vrijheidsstrijd van het protestantse Holland, om de Gouden Eeuw en de roem der zee, niet om een wereldwijde expansie. Niet om Vrijheid, Gelijkheid, en Broederschap van de Bataafse Tijd..... Het ging om het besef dat de koeien gemolken moeten worden en dat het leven door het oog van de tijd geduwd moet worden. Leven en overleven. Smalle marges. Elke keer weer.’
Persoonlijk – ook boerendochter van de Achterhoekse zandgrond, lichting 1952, protestant – heb ik het boek juist gelezen als een universeel verhaal van mensen. Een mens groeit op, heeft al dan niet een gezin, wordt oud. Het decor van ‘de vergeten driehoek’ is net zoveel en net zo weinig decor als bijvoorbeeld Groningen dat zal zijn voor de kleiboeren. Dat vind ik juist zo een mooie ervaring bij het lezen van dit boek. Niks ‘vergeten driehoek’. Menselijk leven van dag tot dag, dat is alles voor elk mens die geboren wordt, en dat is hier meesterlijk beschreven.

Op bladzijde 290 is er nog een keer dit ‘nederige’ als de broers beschrijven wat in het huis van hun ouders aanwezig is. ‘Geen Kandinsky of Lucebert.’ Nee. Soberheid en katholieke voorwerpen. Dit is niet: ‘geen’. Dit is: ‘wel’.

Tenslotte kan ik Leo en Theo nog een hart onder de riem steken. Katholieken en protestanten, nee, die hadden het niet zo op elkaar. Maar vader en moeder Salemink gingen de protestanten hoger achten, toen de katholieke kerk leegliep en de protestantse (nog) niet. Mijn moeder - protestant – zag niet zoveel in de katholieken, maar één ding bewonderde ze wel heel erg in hen: dat ze alleen maar vrijden als het was om een kind te verwekken.

O ja, trouwens toch nog iets te zeuren. Had er geen zandgrond op de omslag moeten staan?