leeservaringen

Lila, Robert M. Pirsig

Lila. An inquiry into morals, eerste druk 1991

 

aan één stuk door lezenechtlila

Soms hoor je iets over een boek en je denkt: dat moet ik lezen. Johannes en ik hadden het over taal, over beeldende taal en toen hoorde ik over het boek Lila, van Robert Pirsig. Het ging over een man die met een boot de Hudson af vaart en die iets ondervindt bij een bepaalde indianenstam: zij hebben een taal die 'klopt'. Gisteren heb ik het boek kunnen lenen van de bibliotheek; ergens in het magazijn 'moest het nog staan.' Het is weer zo'n boek als vroeger Siddharta van Hesse dat ik op een zondagmiddag las toen ik achttien was en op kamers woonde bij mevrouw Mooy. Uit, dezelfde middag. Of wat ik had bij elk nieuw boek van Marguerite Duras: ik wilde doorlezen, asjeblieft niks te doen verder want ik wilde lezen. Dat kan vandaag. Ik hoef alleen maar kerststollen te proefbakken. Verder kan ik lezen, lezen lezen. Ik ben nu op bladzijde 211 van de 438 en het lijkt me tijd om aan een leesverslag te beginnen. Wat zou het dat het boek nog niet uit is. De hele geest van het boek zit in elke bladzijde.

 

bliksemschicht

Lila is voor mij een leeservaring zoals dat ooit voor mijn geliefde Jan moet zijn geweest toen hij het boek Honest to man, oftewel Radicaal humaan, van P.D. van Dam, uitgave 1966, nv Gooi & Sticht, Hilversum las. 'Een hoopvolle interpretatie van de allermodernste verschijnselen en het eigentijdse denken,' zegt de ondertitel.
Jan vertelde mij dat hij het boekje had ontdekt in de bibliotheek, dat hij het als zestienjarige in de binnenzak van zijn colbert stak als hij naar de kerk moest. Daar, achterin gezeten, kon hij rustig in van Dam lezen. Het verruimde op slag zijn kleindorpse wereld. Hij besloot sociologie te gaan studeren.
Later wilde ik weten wat dit voor boek was; wonder boven wonder bevond het zich nog in de kelders van de Universiteitsbibliotheek in Nijmegen. 
De bliksemschicht ervaring voor mij bij Lila heeft ermee te maken dat de schrijver probeert een systeem van alles te maken, compleet met gebruikmaking van verstand en van leegte. Een schrijver die een andere dimensie (mijn woord, Pirsig heeft het hier niet over) zo dicht mogelijk poogt te naderen. Heerlijk, een schrijver die zoooo slim is, die zoveel weet, die zooo logisch mij meevoert in zijn denksysteem. Heerlijk, iemand die 'statisch' en 'dynamisch' niet als goed en slecht - of andersom -  ziet, maar die mij haarfijn uitlegt dat elke evolutionaire verandering in het luchtledige hangt als daar niet iets 'stabiliseert'. Heerlijk, omdat het over een man gaat die eerder stuntelig en onhandig dan ´sociaal vaardig´ is. Van zo´n man (schrijver Pirsig en/of hoofdpersoon Phaedrus) geloof ik zijn taal. kladblaadje10Zijn gedachtengangen zijn mij niet gauw te taai, geduldig lees ik zin voor zin. En dan ineens zitten we weer op de concrete boot met de concrete vrouw Lila. De afwisseling van abstractie en super concreet is voor mij ook al zo'n weldaad. Blijkbaar vindt de schrijver beiden even belangrijk. Ongelooflijk humoristisch wordt het zelfs als de hoofdpersoon poogt Lila te doorgronden middels vragen en hoe zij antwoordt, zie later hierover. Prachtig spel dat Pirsig hier speelt met 'kaal logisch denken over' en 'dat wat is', namelijk een man en een vrouw op een schip. Mij neemt hij geheel mee in de afwisselende perspectieven - soms tamelijk stuntelig - omdat, ja, misschien juist omdat de constructie tamelijk stuntelig is. Pirsig is het tegendeel van een opportunist; eigenlijk precies waar hij in zijn 'alomvattende' systeem naar op zoek is, precies dat alles toont hij mij in zijn schrijven. De totale gelijkwaardigheid van 'de vrouw en de man op de boot die eten en drinken en vrijen' en 'de gedachten, vastgelegd in de kaartenbak'. Hij doet geen moeite om het soepel te construeren. Het boek is wat het is. 

 

zeden?

De ondertitel in het Engels is An inquiry into morals. Maar wie in het boek leest, die begrijpt dat het begrip 'moral' niets te maken heeft met moraal, althans niet met onze associatie met moraal: de heersende moraal, het is nu eenmaal zo dat, dat doe je toch niet enzovoort. Moral bij Pirsig is meer zoiets als ankerpunt, iets in een woord vastleggen. Jammer dat de Nederlandse ondertitel luidt: Een onderzoek naar zeden. Het zet de potentiële lezer op het verkeerde been.  

 

kom mee door het boek

Jammer dat het boek niet van mezelf is, dan zou ik onbekommerd onderstrepen en uitroepen. Nu heb ik een notitieboekje en pen bij de hand, het is behelpen maar kan ook.

 

Deel 1
Phaedrus zit met vrienden in een havencafé; Lila komt binnen, vrienden Capella en Rigel kennen haar, ze kletst met anderen aan de bar, tenslotte durft Phaedrus haar te versieren, nog verder tenslotte dansen ze en tuurlijk gaan ze daarna samen naar zijn boot. Hoofdstuk 1 is de dag daarna. Phaedrus kijkt terug: 

Wat is het toch raar, dacht hij. Al die trucs en spelletjes en mooie woorden en beloften om ze bij je in bed te krijgen en je werkt je uit de naad en er gebeurt niets. en dan komt zo iemand opdagen en je doet er eigenlijk niets voor en dan word je de volgende ochtend naast haar wakker

In hoofdstuk 2 maken we kennis met de kaartenbakken in de boot (bijna omver door de neergeknalde koffer van Lila), 11.000 kaartjes, vier jaar rangschikken. Algemene onderwerp: Metafysica van de Kwaliteit. Het moet een boek worden. 

Dusenberry in hoofdstuk 3 - terugblik - is voormalig collega van Phaedrus, aan het Engels Instituut in Montana. Dusenberry was mentor van alle indiaanse studenten. Hij was een excentriek, weigerde bijvoorbeeld om 'objectiviteit' als antropologisch criterium te aanvaarden. Hij neemt Phaedrus een keer mee naar het Northern Cheyenne-reservaat, naar een bijeenkomst van de Native American Church. Hij neemt net als iedereen van het heilige voedsel, peyote. Na uren alleen maar luisteren naar zang en tromgeroffel, verandert er iets bij Phaedrus. 
Het leek alsof hij zich opsplitste in twee mensen, waarvan de een daar altijd wilde blijven en de ander onmiddellijk weg wilde...
Deze kant zei nu voor het eerst: 'Hou op met zwerven,' en 'dit zijn eigenlijk jouw soort mensen,' en dat begon hij daar in te zien terwijl hij naar de liederen en de trommels luisterde en in het vuur staarde. Iets aan deze mensen leek tegen deze 'slechte' kant van hem te zeggen; 'We weten precies hoe jij je voelt. Zo voelen we ons zelf ook.'
De andere kant, de 'goede' analytische kant, zat toe te kijken en was al een poosje geleden begonnen een reusachtig symmetrisch intellectueel web te spinnen, groter en volmaakter dan alles wat hij ooit had gesponnen. 

De kern van dit intellectuele web was de waarneming dat wanneer de indianen de tipi binnenkwamen, of naar buiten gingen, of blokken op het vuur legden, of de ceremoniële peyote doorgaven, een pijp, of voedsel aanreikten, ze dat gewoon deden. Ze maakten er geen werk van om het te doen. Ze deden het gewoon....
Deze directheid en eenvoud bleek ook uit de manier waarop ze spraken. Ze spraken zoals ze zich bewogen, zonder vertoon van ceremonieel. het leek altijd diep vanuit henzelf te komen. Ze zeiden precies wat ze wilden zeggen. daarna zwegen ze. het ging niet alleen om de manier waarop ze de woorden uitspraken. het was hun houding - recht door zee, dacht hij...
De taal van de prairie. Ze spraken de taal van de Great Plains. Hier hoorde hij het zuivere Amerikaanse prairiedialect....
Het boek dat Phaedrus wil maken, gaat over de indianen als 'uitvinder' van dit prairiedialect (een vorm van Engels, dus niet hun oorspronkelijke taal) en zelfs als uitvinders van de Amerikaanse manier van leven. 
Er wordt zo vaak over de waarden van de pioniersgeest gesproken, alsof deze waarden afkomstig zijn uit de rotsen, de rivieren, of de bomen...
Het waren de mensen die te midden van die bomen, rotsen en rivieren leefden die de bron vormden van de pionierswaarden. 

In hoofdstuk 4 - ook weer terugblik - lezen we dat Dusenberry overleden is. En dat Phaedrus zonder Dusenberry 'niet de taal verstaat' van de indianen. Hij is een stuntel, bezit niet de gave om onbekommerd met hen te spreken. Dus stort hij zich op de literatuur over de indianen. Dat helpt hem niet echt verder.
In de kampeerauto las hij langzamerhand steeds minder maar begon steeds meer over het probleem na te denken.  

Hoofdstuk 5 neemt ons mee in de uitbreiding van het komende boek van Phaedrus. Het zal namelijk gaan om blanken en blanke antropologie tegenover indianen en indiaanse antropologie, behandeld in een kader waar nog nooit iemand van had gehoorde. Hij kon uit de impasse raken door zijn kader uit te breiden. Volgens hem was 'waarde' het sleutelbegrip. En zo belanden we bij de kaarten in de kaartenbak.
De enige die de mystieke werkelijkheid van de wereld niet vervuilt met vastgelegde meafysische overtuigingen, is iemand die nog niet geboren is. Alle andere stervelingen moeten zich erbij neerleggen dat ze wat minder rein zijn. Dronken worden en vrouwen in het café versieren en metafysica schrijven maakt deel uit van het leven. 
Verdomd, geweldig einde van hoofdstuk 5 op bladzijde 76. Ineens horen we Lila, die in haar slaap iets mompelt. We horen een bootje pruttelen. Phaedrus bergt de kaarten over Dusenberry allemaal weer op in de kaartenbak, zet die weer op de plank en ziet in de patrijspoort hoe het dag wordt.
Hij duwde het luik open en stak zijn hoofd naar buiten. Buiten was het koud, maar niet zo koud als zojuist. Een zacht windje blies rimpels over het water in de richting van de achtersteven, en hij voelde de wind in zijn gezicht.

Rigel en Capella nodigen hem - hoofdstuk 6 - uit om op hun boot te komen ontbijten. Eigenlijk om Phaedrus allerlei roddelverhalen over Lila te vertellen. En eigenlijk ook om Phaedrus op de kop te geven over zijn boek (Zen en de kunst van het motoronderhoud); een boek dat allerlei radicalen en cultgroeperingen een alibi gaf om zich maar buiten de wet te stellen. Phaedrus keert beduusd terug naar zijn eigen boot. 

Phaedrus vaart bedrukt en wel verder over de Hudson, ziet protserige Victoriaanse landhuizen aan de oevers, hoofdstuk 7. Oef, wij Europeanen komen er niet zo goed af bij Pirsig, alias Phaedrus.
Telkens wanneer hij deze kant opkwam merkt hij dat de mensen formeler en onpersoonlijker waren en ze waren ook zo nijver. Ondernemend. Europees. Bekrompen en niet hartelijk. 
Beroemd zijn - zoals Phaedrus, vanwege zijn succesvolle eerste boek - is ook niet alles. 
Ze houden van je omdat je bent wat zij zouden willen zijn, maar ze haten je omdat je bent wat zij niet zijn. 
Lila is inmiddels wakker, Phaedrus hoort haar rommelen in de kajuit, ze zoekt iets te eten. Phaedrus zet koffie, ze drinken koffie op het dek, Phaedrus stelt vragen en Lila antwoordt kortaf. 
Hoe anders dan gisteravond. Vandaag geen verlichting. Alleen dit doffe voor je uitstaren zonder naar iets in het bijzonder te kijken. 
Halverwege de ladder draaide ze zich om en zei: 'Geef me je kopje, dan kan ik het afwassen.' Ze zei het onbewogen. Hij gaf haar zijn kopje en toen verdween ze.
Phaedrus is nog steeds terneer geslagen. Hij had geen antwoord paraat bij Rigel. Dat kan ook niet want voor een antwoord 'moet je helemaal terug naar het begin'. 
De wereld vormt een morele orde waar noch Rigel noch de Victorianen met al hun poses zelfs in hun stoutste dromen ooit aan hadden gedacht of van hadden gehoord

Hoofdstuk 8. Ha. Logica. We zijn zo gewend geraakt aan bepaalde interpretatiepatronen dat we vergeten dat zulke patronen bestaan...lila10
Zoals Einstein zei is het gezond verstand - het tegengestelde van het zonderlinge - niet meer dan een stel vooroordelen die we hebben verworven vóór ons achttiende levensjaar.  ..
In de fysica bestaat het principe dat een ding niet bestaat als het niet kan worden onderscheiden van iets anders. Phaedrus: Het ding heeft de waarde niet gevormd. De waarde heeft het ding gevormd. Zodra men beseft dat waarde de voorkant van de ervaring is...
(er begint mij iets te dagen over het kernbegrip 'waarde' in dit boek. Waarde is 'dat wat is', klaarblijkelijk, onomstotelijk, hoe je het ook noemt enzovoort.)
Op bladzijde 112 een geweldige uitleg over het vogelbekdier.
De vroege zoölogen rekenden tot de zoogdieren alle dieren die hun jongen zogen en tot de reptielen alle dieren die eieren leggen. Toen werd in Australië het vogelbekdier ontdekt dat eieren legde als een volmaakt reptiel, maar dat de jonge vogelbekdiertjes, znadat ze uit het ei waren gekropen, zoogde als een volmaakt zoogdier. De ontdekking zorgde voor veel sensatie. Er werd geroepen dat het een raadsel was. Een waar mysterie. Zelfs tegenwoordig kun je af en toe in natuurtijdschriften nog de vraag lezen: 'Waarom bestaat deze paradox in de natuur?' Het antwoord luidt: het is helemaal geen paradox. Het vogelbekdier gedraagt zich helemaal niet paradoxaal. Het dier heeft geen enkel probleem. Vogelbekdieren hebben miljoenen jaren eieren gelegd en hun jongen gezoogd voordat er sprake was van zoölogen die dit gedrag illegitiem noemden.... (in het vervolg gebruikt Pirsig het begrip 'vogelbekdier' als iets dat volgens menselijke logica niet kan maar dat wel is). 
'Het stoffelijke', ook zoiets. Niemand heeft ooit het stoffelijke gezien en niemand zal dat ooit zien....
Maar als er geen stof is, moet men zich afvragen waarom niet alles chaotisch is. Waarom gedragen onze ervaringen zich alsof ze met iets verbonden zijn? Als je een glas water pakt, waarom vliegen dan de eigenschappen van dat glas niet alle kanten op? Wat zorgt ervoor dat deze eigenschappen zich uniform gedragen, wanneer er niet zoiets als het zogenaamde stoffelijke is? Het antwoord dat Phaedrus in zijn boek zal geven: streep het woord 'stoffelijk' weg en vervang het door de uitdrukking 'stabiel anorganisch waardepatroon'. Wederom gaat het om een linguïstiek verschil. In het laboratorium maakt het geen fluit verschil welk begrip wordt gebruikt.... Het grootste voordeel van het vervangen van 'het stoffelijke' door een begrip met 'waarde' is wel dat hierdoor een integratie van de fysieke wetenschap mogelijk wordt met andere ervaringen die van oudsher buiten het bereik van het natuurwetenschappelijke denken heten te liggen. Phaedrus besefte dat de 'waarde' die subatomaire deeltjes loodst, niet identiek is aan de 'waarde' die een menselijk wezen aan een schilderij hecht. Maar hij besefte ook dat beide begrippen met elkaar verwant waren, en de pecieze onderlinge verwantschap kan zeer nauwkeurig worden gedefinieerd. Zodara deze definitie voltooid is, treedt er een reusachtige integratie van de menswetenschappen en de natuurwetenschappen op waarbij de 'vogelbekdieren'met honderden, met duizenden tegelijk sneuvelen. (Heeft Robbert Dijkgraaf zich al eens bij Robert Pirsig vervoegd? Zo ver wonen ze niet bij elkaar vandaan.)

Hoofdstuk 9, het gaat nog even door. Het opstellen van een volmaakte metafsica is net zoiets als het bedenken van een volmaakte schaakstrategie, waarmee je altijd wint. Dat kan gewoon niet. Dat gaat de menselijke vermogens te boven... 
De waarden binnen een stam kunnen alleen veranderen wanneer de afzonderlijke leden de verandering aanvaarden en iemand moet de eerste zijn. Maar wie de eerste is, zal uiteraard met alle anderen in conflict komen...
Na veel nadenken heeft Phaedrus een nieuw kaartje toegevoegd: Dynamisch goed en statisch goed.... Statische kwaliteit, de morele kracht van de priesters, ontstaat in het kielzog van Dynamische Kwaliteit...
In het verleden had Phaedrus' persoonlijke radicale instelling ervoor gezorgd dat hij uitsluitend over Dynamische Kwaliteit nadacht en de statische kwaliteitspatronen had verwaarloosd.
Het leven kan niet alleen van Dynamische Kwaliteit bestaan. Zij heeft geen blijvende kracht. Zich vastklampen aan alleen maar Dynamische Kwaliteit los van alle statische patronen komt neer op het zich vastklampen aan de chaos. ...
Statische kwaliteitspatronen zijn doods wanneer ze alles buitensluiten, wanneer ze blinde gehoorzaamheid verlangen en Dynamische verandering onderdrukken. maar statische patronen leveren niettemin een noddzakelijke stabiliserende kracht die ervoor zorgt dat het Dynamische proces niet in verval raakt.

n.b. Intussen is de kaartenbak dus allang in het boek terecht gekomen, het boek Lila. Ingenieuze constructie van Pirsig.

Heerlijk, hoofdstuk 10 zitten we weer in het hoofd van Lila. 

Hoofdstuk 11: Phaedrus denkt na over Lila
Lila is opgebouwd uit statische waardepatronen en deze patronen ontwikkelen zich in de richting van de Dynamische kwaliteit... Dit kan Phaedrus denken, omdat hij een paar maand tevoren het kaartje had gemaakt: Het hele leven is een trek van statische kwaliteitspatronen in de richting van Dynamische kwaliteit.
We denken met Phaedrus na over de evolutie.
Waarom zou een stel eenvoudige, stabiele verbindingen van koolstof, waterstof, zuurstof en stikstof miljarden jaren ploeteren om zich dusdanig te rangschikken dat er een hoogleraar scheikunde uit voortkomt? Wat is daarvoor de drijfveer? Als we de hoogleraar scheikunde lang genoeg op een rots in de zon laten liggen zullen de natuurkrachten hem omzetten in eenvoudige verbindingen van koolstof, zuurstof, waterstof en stikstof, kalk, fosfor en kleine hoeveelheden mineralen. ... Hoogleraren scheikunde zijn onstabiele verbindingen die, blootgesteld aan de hitte van de zon, onherroepelijk vervallen tot eenvoudiger organische en anorganische verbindingen.
Gelukkig laat Pirsig ons weer even zien waar we zijn: Intussen mondt de Hudson rivier uit in een meer, dat volgens de kaart de Tappanzee bleek te heten. Net als de Zuiderzee, veronderstelde hij. leuk dat die oude Nederlandse naam bewaard was gebleven.... Het is nog vroeg in de middag.
Hup, we gaan weer nadenken.
De verklaring van het leven als een 'trek van statische patronen in de richting van Dynamische kwaliteit' sloot niet alleen aan bij de bekende feiten van de evolutie, maar leverde ook nieuwe manieren op om deze feiten te interpreteren. (sorry dat ik hier even veel citeer, dit vind ik namelijk tamelijk geniaal wat nu komt). De biologische evolutie kan worden beschouwd als een proces waarin zwakke Dynamische krachten op subatomair niveau sluikwegen ontdekken om de geweldige statische anorganische krachten op bovenatomair niveau te omzeilen. Ze zoeken hierbij bovenatomaire mechanismen waarin een aantal keuzemogelijkheden zo op elkaar is afgestemd, dat een zwakke Dynamische kracht het evenwicht kan verstoren en de weegschaal naar de ene of de andere kant kan laten doorslaan. Het atoom dat de zwakke Dynamische subatomaire krachten tot voornaamste voertuig hebben gekozen is koolstof. Alles wat leeft bevat koolstof, maar wanneer je de eigenschappen van het koolstofatoom onderzoekt, blijkt dat er afgezien van de extreme hardheid van een van zijn kristallijne vormen (diamant, Ineke), niets bijzonders mee aan de hand is

Hoofdstuk 12 gaat nog even zo door. Were is Lila? Ik lees nu dat het '0 en 1' circuit in computertermen 'flipflop' heet, heel toepasselijk. Phaedrus denkt na over 'taal'.  Zoals de atoomfysicus Niels Bohr het formuleerde: 'Wij zijn ingebed in de taal.'
Op bladzijde 170/171 staat iets dat ongetwijfeld verband houdt met het boek van van Dam, Radicaal Humaan. Pirsig: Voor zover iemands gedrag wordt beheerst door statische kwaliteitspatronen, is er geen sprake van keuzen. Maar voor zover men Dynamische Kwaliteit nastreeft, en die is ondefinieerbaar, is het gedrag vrij. 

In hoofdstuk 13 komt Lila weer te voorschijn. Eerst in het hoofd van Phaedrus: Nu hij erover nadacht leek het ook het antwoord te zijn op Rigels vraag die de hele dag door zijn hoofd had gespookt: 'Heeft Lila Kwaliteit? Biologisch wel, sociaal niet. Dat is duidelijk! De evolutionaire moraal splijt die vraag als een watermeloen in twee helften. Omdat bioligsiche en sociale patronene haas tniet met elkaar te maken hebben, heeft Lila tegelijkertijd wel en geen kwaliteit. Dat was ook precies de indruk die ze wekte - een soort gemengd gevoel van de aanwezigheid en het ontbreken van kwaliteit op één en hetzelfde moment. ..
Biologisch is ze in orde, sociaal staat ze heel ver onder aan de ladder, intellectueel is ze nergens. Maar Dynamisch... Aha! Let maar op. Er voltrekt zich iets grimmig Dynamisch in haar. Al die agressie, die grove taal, die vreemde verbijsterde blauwe ogen. Het zou interessant zijn wat meer met haar te praten. 
Hij stapte naar het luik en keek omlaag. Het zag ernaar uit dat ze daar beneden in haar kooi lag te slapen. 
Op bladzijde 180: Lila's gezicht verscheen in de opening. Hij was een ogenblik verbluft. Ze was dus toch echt. Eerst al dit getheoretiseer over een welomschreven metafysische abstractie genaamd 'Lila', en nu stond hier voor zijn neus waar het allemaal om draaide. ....  Over een halfuur zou het helemaal donker zijn.
(Al met al zijn we pas aan het einde van de middag van één en dezelfde dag.)kladbladtien

Hoofdstuk 14. Ze zijn in de buurt van New York als ze aanleggen voor de nacht. Lila neemt een uitgebreide douche. Daarna gaan ze naar de supermarkt, heerlijk, eindelijk van alles kopen, Lila barst van de honger. Biefstuk en patat en sla, dat gaat het feestmaal worden. IJsklontjes en soda en whisky gaan ook mee. In de kajuit moet ze op haar buik op tafel gaan liggen om bij de 'afdeling pannen' te kunnen. Ze maakt een ontzettend lawaai, en hoopt dat 'de Kapitein' begrijpt in welke staat zijn huishouden verkeert. Want inmiddels heeft Lila bedacht, dat ze met hem mee wil naar Florida. 
Ze begon te schillen. Ze vond het heerlijk om zulke lange, harde, gladde aarappels uit Idaho te schillen. Die waren geschikt om lekkere frites te maken. Phaedrus maakt gebruik van haar goeie zin en gaat haar ondervragen, of eigenlijk beleren. 
'Ik heb zo'n gevoel dat je de uiteindelijke waarheid omtrent de wereld misschien niet in de geschiedenis of de sociologie moet zoeken, maar in de biografie,' zei hij.
Ze wist niet waar hij het over had. Zij kon alleen aan Florida denken.... 

Ze zou willen dat ze een braadthermometer had. Ze brak een stukje aardappel af en gooide het in de pan. Het dreef langzaam in het rond maar siste niet. Ze viste het eruit en nam nog een hap sla.
'Heb je ooit gehoord van Heinrich Schliemann?' vroeg hij.
'Heinrich wat?'... 
'Scheikunde is niet zo vreselijk als je je erin verdiept.
'Wat deden jullie dan?
'Ach, jongenswerk... Het geheim van het leven. Daar heb ik heel vlijtig naar gezocht.'
'Je had beter kunnen blijven dansen,' zei Lila. 'Dat is het geheim van het leven.' 
Inmiddels zitten ze naast elkaar op het dek, deken over beider benen. In de verte de lichtjes van de stad. 
Ze schikte de deken en leunde achterover en ze keek naar de lucht. De stad straalde licht uit en er waren helemaal geen sterren. Alles was alleen oranje en zwart. Als een lampionoptocht in de herfst. 
Nee, dat eindigt niet echt harmonisch, dit eten en deze nazit op het dek.
'Weet je wat?' zei Lila.
'Wat?'
'Ik ben het echt zat om over mij te praten. Laten we over iets anders praten.
'Het begint hier koud te worden,' zei de Kapitein. 
Hij stond op. 'Ik heb de afgelopen nacht niet veel geslapen,' zei hij. 'Ik ga vroeg naar bed.
Lila stond op en volgde hem naar de kajuit. Hij liep naar de kooi in het vooronder en ze kon horen hoe hij ging liggen, en daarna was het stil. 
Ze keek rond in de kajuit. Al dat eten en die spullen die opgeruimd moesten worden. Wat een troep.

Hoofdstuk 15. Had ik gedacht, dat het niks werd voor die nacht. Wat volgt op bladzijde 213 is misschien wel de mooiste, kaalste vrijscène die ik ooit gelezen heb. boektienIk citeer niks, koop het boek zelf maar. De bladzijde eindigt met
Toen viel er een traan op zijn wang. Dat verbaasde hem.
´Ik doe dit voor iemand die ik heel erg aardig vind,´fluisterde haar stem.
Prachtige verhandeling als Phaedrus daarna wakker ligt en Lila slaapt. Hij ziet lidtekens bij haar pols, van lang geleden. 
De mentale Lila had geprobeerd te sterven, maar de cellulaire Lila had willen leven. Zo is het altijd. De intelligentie van de geest kan geen enkele reden bedenken om te leven, maar blijft toch doorgaan omdat de intelligentie van de cellen geen reden kan bedenken om te sterven. 
Dat verklaarde wat vanavond was gebeurd. De eerste intelligentie, die in de kajuit, had een afkeer van hem, en die afkker bestond nog steeds. Maar de tweede intellientie was naar hem toe gekomen en had met hem de liefde bedreven. 
Onze cellen, meer dan een miljard jaar oud, schenken geen enkele aandacht aan mentale ätronen. Volgens de tijdsschaal is de geest niet meer dan een eendagsvlieg die enkele ogenblikken geleden kwam opdagen en vermoedelijk over enkele ogenblikken weer zal verdwijnen. Dat had hij gezien en dat probeerde hij nu vast te houden, deze samenvloeiing waarbij zowel de mentale alsook de biologische patronen wakker zijn, elkaars bestaan beseffen en met elkaar in strijd verkeren.
(Deze zin onderstreep ik. De zin geeft voor mij weer, wat het hele boek uitstraalt en waarom ik het zo mooi vind: alles bestaat naast elkaar en gaat in elkaar over, tegenstrijdig en wel; en de schrijver beschrijft dit met een totale lankmoedigheid en met een messcherpe analyse tegelijk.)

Deel 2
Lila neemt Phaedrus mee naar haar oude 'vriend' - haar pooier waarschijnlijk - Jamie. Terwijl Jamie haar omarmt, ziet hij Phaedrus: Zijn haar was helemaal wit... als sneeuw, en zijn ogen waren kil, heel erg kil. Lila wil Jamie mee als 'knecht' op het jacht als ze naar Florida zullen varen. Jamie wordt boos tegen Phaedrus: jij wilt een goedkope nikker vinden om op je boot te werken? Phaedrus wordt boos dat Lila hem hier mee naar toe genomen heeft. Hij laat Lila achter, gaat naar zijn appartement ergens hoog in een wolkenkrabber, elders in New York. 
Schitterende gedachtengangen over de stad als autonoom wezen. Eerst is Phaedrus negatief over de stad, bijgenaamd ´De Reus´. Maar, nu - raar om te bedenken - nu was hij hier eigenlijk thuis. Al zijn geld kwam hiervandaan. Zijn enige vaste adres had hij hier - ht adres van zijn uitgever aan Madison Avenue. Hij maakte evenzeer deel uit van de Reus als ieder ander. Onheilsprofeten zeiden altijd dat New York naar de hel zou gaan 'maar om de een of andere reden is de stad daar nooit aangekomen....
Wanneer iets nieuws en Dynamisch voet aan de grond wil krijgen, ziet het er meestal uit als de hel, maar in New York maakt het kans geboren te worden. Daar kan het gebeuren. (Ik dacht geregeld terwijl ik dit stuk las: Amsterdamse bestuurders moeten dit hoofdstuk lezen.) Als iedereen hier evenveel zou verdienen, dezelfde kleren zou dragen, dezelfde achtergrond en dezelfde kansen zou hebben, dan zou de hele stad uitdoven. Juist dit lijfelijk op elkaar gepakt zijn en deze ongeooflijke sociale stuwing verleent deze stad zo'n kracht. aantekeningentien
In hoofdstuk 18 zijn we weer bij Lila. Ze is woest op 'de Kapitein'. Ze was mannen spuugzat. Ze kon geen man weer horen....
Voor ze het met je gedaan hebben ben je nog een engel, maar zodra ze klaar zijn ben je een hoer. Dat wil zeggen, een poosje. Tot ze weer willen. Dan ben je weer een engel. Ze zwalkt rond met een plastic tas met nieuwe overhemden voor 'de Kapitein.' Als ze uitgeraasd is in zichzelf, besluit ze iets te gaan eten en een taxi te bestellen naar de boot. Daar zal ze vragen aan 'de kapitein' of ze toch mee mag naar Florida. Als ze gegeten en gedronken heeft, blijkt ze de portemonnee kwijt te zijn, gestolen bij 'Jamie'. Ze moet dus lopen. Waar is de rivier? Waar is de haven?
Phaedrus heeft intussen bezoek van Robert Redford. Zal deze zijn bestseller (Zen en de kunst van het motoronderhoud) verfilmen? Phaedrus zegt tamelijk plompverloren dat Redford de filmrechten krijgt en dat hij graag mee zal volgen hoe het gaat. Redford wenst geen inmenging van de schrijver en eigenlijk loopt het gesprek geheel dood. 
Vernederend voor Phaedrus. Maar eigenlijk was hij al gewaarschuwd, door bijvoorbeeld George Steiner: Daar zult u nog spijt van krijgen. Phaedrus gaat buiten op het balkon (tig hoog) in de regen en wind staan en komt tot zichzelf. Hij ziet dat hij twee realiteiten in zich herbergt. De ene was dat hij zich in een soort wereld onder hoogspanning van beroemdheden als Redford bevond. De andere was dat hij net als Rigel en Lila en ieder ander met beide benen op de grond stond. Zolang hij maar binnen een van die twee culturele definities bleef kon hij er mee leven. maar zodra hij tegelijkertijd met beide draden verbonden was, sloeg de schok toe. 'Als je te beroemd wordt, ga je regelrecht naar de hel,' had een Japanse Zen-meester ooit vermanend gesproken tegen een groep waar Phaedrus deel van uitmaakt. Het had als een van die Zen-'waarheden' geklonken, die geen enkele zin leken te hebben. maar nu zag hij de zin ervan in.
Beroemdheden.
De gedachten maalden door zijn hoofd.
Gelukkig, ook nu komt hij weer tot zichzelf. Maar het was een uitspraak van de Metafysica van de Kwaliteit (de filosofie van Phaedrus, I.B.) dat er een werkelijkheid achter al deze sociale spiegels bestond. Die wereld had hij verkend.  (ook weer zo'n geniale zin in het boek, die mij regelrecht treft). 
Hoofdstuk 22 is een analyse van Phaedrus over de overgangen van het Victoriaanse tijdperk naar het 'intellectuele' tijdperk. zontien
Phaedrus bedacht dat wanneer hij één dag zou moeten kiezen waarop de verschuiving van de maatschappelijke overheersing naar de intellectuele overheersing van de samenleving had plaatsgevonden, hij 11 november 1918 zou kiezen, de dag van de wapenstilstand die het einde van de Eerste Wereldoorlog betekende. En als hij één mens zou moeten kiezen die deze verschuiving meer dan ieder ander symboliseerde, dan zou hij president Woodrow Wilson nemen. 
´Wij moeten onze intelligentie gebruiken om een toekomstige oorlog te vermijden; men mag van maatschappelijke instellingen niet verwachten dat zij zelfstandig moreel zullen functioneren+ zij dienen geleid te worden door het intellect.`
Vervolgens alweer zo'n geniale analyse van Phaedrus (Pirsig), die stelt dat intelligentie alleen 'eendimensionaal' is. In de tijd waarin Phaedrus opgroeide werd de samenleving beheerst door het intellect, maar de gevolgen van de nieuwe maatschappelijke vrijheid ontwikkelden zich niet zoals voorspeld. Er was iets mis. De wereld was ongetwijfeld intellectueel en technisch in een betere conditie, maar desondanks haperde er toch iets aan de 'kwaliteit'. Niet dat je kon zeggen waarom die kwaliteit niet zo goed was, maar je voelde het toch. 
Phaedrus had geen 'motief'dat hij aan iemand zou kunnen uitleggen. Zijn motief was de Kwaliteit van zijn leven, dat niet in het kader van de 'objectieve' taal van de intellectuelen kon worden uitgedrukt en daarom in hun ogen helemaal geen motief was
In het einde van Deel 2 volgen we Lila tijdens haar zoektocht naar 'de rivier' en naar 'de haven'. Heel ontroerend hoe hond Lucky haar aanvankelijk volgt en daarna de weg wijst, totaal irrationeel, maar ze komt bij de boot aan. 'Daar was de jachthaven. En al het water van de rivier. Het was er allemaal. O, wat was het een goed gevoel om weer terug te zijn. Ae hoorde de touwen van de boten zing-zing-zing in de wind. (prachtige zin van Pirsig). Lila weet de code van het slot niet meer, geeft niks. Ze 'is er'.  Ze gaat zitten, ze beweegt haar hand door het water en die hand ontmoet een pop. In het bewustzijn van Lila is het 'de baby'. Het kleine lijfje was helemaal stijf en koud. De oogjes waren gesloten. Godzijdank. Ze veegde het schuim van het lichaam en zag dat er kennelijk niets aan de baby ontbrak. Maar de baby ademde niet. 
Toen pakte ze haar vest van de vloer van de stuurkuil en legde hem in haar schoot en wikkelde de baby erin en hield hem stvig tegen zich aan. En ze wiegde de baby heen en weer tot ze merkte dat de kou er een beetje uittrok. 'Alles is goed,'zei ze. 'Alles is goed. Je zult het goed hebben. Alles is voorbij. Het is nu goed met je. Niemand zal je nog pijn doen.'
Na een poosje kon Lila voelen dat het lijfje van de baby warm werd tegen haar lichaam. Ze begon hem weer te wiegen. Toen neuriede ze een liedje dat ze zich van heel lang geleden herinnerde. 

Deel 3
Phaedrus zit nog steeds op zijn hotelkamer en denkt na over ´intellect´, de ´waarde´ die sinds het einde van de Eerste Wereldoorlog die van ´de Victoriaanse way of life´ om zeep hielp, c.q. daaruit evolueerde. Het evolutionaire doel van het intellect is nooit het ontdekken van de definitieve zin van de kosmos geweest. Dat is een betrefkkelijk recente gril. De oorspronkelijke opzet van het intellect was de samenleving te helpen voedsel te zoeken, gevaar te ontdekken en vijanden te verslaan..... De cellen bedachten langs Dynamische weg dieren om hun situatie (die van de cellen, I.B.) te waarborgen en te verbeteren. De dieren bedachten langs Dynamische weg samenlevingen, en samenlevingen bedachten langs Dynamische weg om dezelfde reden intellectuele kennis. Kort gezegd: kennis is bedoeld om cellen (dieren, samenlevingen) vooruit te helpen. Het is iets dynamisch. Als kennis deze 'bron' ontgroeit, en 'doel op zich' wordt, dan gebeuren er rare dingen. Gelukkig kwam daar de revolutie van de hippiebeweging, als reactie op 'intellect.' Alleen maakten de hippies de vergissing om 'per definitie tegen'  te zijn. Om 'anti-intellectueel' hetzelfde te zien als 'anti-maatschappelijk'. Dat was de vergissing, aldus Robert Pirsig. Hij schetst dan de hilarische situatie dat Amerikanen 'zen' beschrijven en beoefenen als 'alles kan' en dat de Japanse Zen-mensen die dan in Amerika komen, hier vreemd vanopkijken. De Japanse Zen is zo hecht verweven met maatschappelijke discipline dat de puriteinen daarbij vergeleken losbollen zijn.  
Phaedrus kijkt door de glazen wand en ziet New York liggen. De stad was de meest Dynamische plek op aarde, maar de tol voor een permanente Dynamiek is instabiliteit. achtekant
De hippiebeweging wordt verder ontleed door Pirsig. Phaedrus herinnert zich feestjes met veel ruimdenkende intellectuelen, waar ook soms criminele types verschenen. Zij werden feitelijk bewonderd door de hippies. Pirsig: De samenleving bestaat hoofdzakelijk om de mens van deze biologische ketens te bevrijden. en de samenleving functioneert wat dat betreft zo verbluffend goed dat de intellectuelen er niet meer bij stilstaan en zich tegen de samenleving keren met een schaamteloze ondankbaarheid voor alles wat de samenleving heeft gedaan.... Bij holenmensen was kannibalisme troef. Primitieve stammen overvielen anderen in een hinderlaag, folterden de anderen, sloegen de kinderen met het hoofd op de rotsen. Sociale regels beteugelen deze vorm van biologische wreedheid.
Nog even de analyse van Pirsig over de jaren zestig (intrigerend om dit als kind van de jaren zestig te lezen): De destructieve voorliefde van de intellectuelen in de jaren zestig voor alles wat buiten de wet stond, werd ongetwijfeld ingegeven door wat werd beschouwd als deen gemeenschappelijke vijand: het maatschappelijke systeem. Maar de Metafysica van de Kwaliteit stelt vast dat deze voorliefde eigenlijk heel dom was. En in de tijd na de jaren zestig hebben we het moeten bezuren.
Bladzijde 335 zou nog enig 'Pirsig'licht kunnen werpen op onze zwarte pietdiscussie (voor alle duidelijkheid: voor mij mag zwarte piet elke kleur hebben, volgens mij verandert dit niets aan het kinderplezier. Iets anders is: de aanklacht tegen zwarte piet komt voort uit een gevoel van discriminatie en dat is een 'later' gevoel; zwarte piet is niet opgericht als persoonlijke discriminatie van mensen met een getinte huidskleur). Pirsig zegt: Het is een oorlog tussen biologische zwarten en biologische blanken tegen maatschappelijke zwarten en maatschappelijke blanken. Wat Pirsig zou vinden van onze ont-zwarting van de piet? Knieval voor ten onrechte gevoeligen? Of juist Dynamische vooruitgang van een samenleving die niet meer alleen uit blanken bestaat?
Gelukkig, op bladzijde 336 duikt Lila weer op. Waar zou ze rondzwerven, zo vraag Phaedrus zich af, hoog en droog in de hotelkamer. Terwijl hij een douche neemt, merkt hij dat hij helemaal geen zin heeft om hier ook nog te blijven slapen. Zijn zaken met Redford zijn afgehandeld. Eigenlijk moet hij naar de rivier om te kijken hoe zijn boot erbij ligt. Dus zo kleedt hij zich aan, stopt alles in de plunjezak, stapt de lift in en neemt een taxi naar het Boat Basin in de 79ste straat.    
Hij treft Lila aan met de pop. Ze vertelt hem dat 'ze' bij haar teruggekomen is, dat 'ze' hen zal helpen naar het eiland te komen, dat Lucky daar al is en dat Phaedrus haar 'veerman' is naar het eiland. Phaedrus ziet plotseling even 'dat licht' om haar heen, hetzelfde als toen hij haar ontmoette. Dat zijn geen drugs, ze zit in een soort eigen wereld. Hij krijgt haar rustig in bed. Zelf gaat hij ook naar bed en denkt na: wat wil dat licht hem zeggen. Hoe was hijzelf toen hij krankzinnig was verklaard en in de inrichting zat? Hij zag dat de niet-krankzinnigen altijd wisten dat ze goed waren omdat hun cultuur hun dat ingeeft. iedeeen die hen van het tegendeel wil overtuigen is ziek, paranoide en moet in behandeling. Om onder die beschuldiging uit te komen had Phaedrus altijd heel goed opgelet wat hij zei toen hij in de inrichting zat. Tegen de niet-gekken zei hij wat zij wilden horen en hij hield zijn ware gedachten voor zichzelf. Ineens beseft Phaedrus ook dat een film van zijn vorige bestseller ook helemaal niet had gekund. Krankzinnigheid kun je niet filmen. Hij maalt maar door daar in bed, bovendien heeft Lila alle zachte kussens en heeft hij een 'kussen als een rotsblok.' Dan staat hij maar op om wat te gaan lezen. Beneden in de boot deed de lamp het ook. Hij pakte wat alcohol en stak het vuur in de kachel aan.... Maar hij had een boekhandel gevonden waar ze een biografie van William James in twee delen hadden. Daar zou hij een poos zoet mee zijn. Niets was beter om in slaap te vallen dan een portie van die bovenstebeste filosofologie. Hij nam de bovenste band uit de linnen tas, kroop weer in de slaapzak en keek een poosje naar het omslag van het boek. (IB: alweer zo'n schitterend laatste stukje zin, je verwacht dat we iets over William James te horen krijgen maar nee 'en keek een poosje naar het omslag van het boek.' Dit is KUNNEN schrijven.)

Hoofdstuk 26 Het eerste boek van Pirsig (Zen en de kunst van het motoronderhoud) had een boekbespreking in de Harvard Educational Review gekregen. De waarheidsopvatting in het boek zou dezelfde zijn als die van William James. Pirsig had James in zijn studententijd genegeerd, maar nu had hij boeken van deze filosofoloog gekocht. Alleen al om te kunnen weerleggen dat zijn bestseller 'slechts' een cultboek zou zijn. (Vanaf bladzijde 391 gaat het verder met James). Eerst naar het filosofische thema krankzinnigheid. Wanneer iemand die krankzinnig is - of iemand onder hypnose, of iemand uit een primitieve cultuur - met een verklaring van de kosmos komt die volkormen afwijkt van de huidige wetenschappelijke werkelijkheid, hoeven we niet aan te nemen dat zo'n persoon buiten de empirische wereld is getreden. het is alleen iemand die intellectuele patronen waardeert die, omdat zij buiten het spectrum van onze eigen cultuur vallen, door ons bestempeld worden als iets van zeer geringe kwaliteit..... Het zal duidelijk zijn dat geen enkele cultuur toestaat dat haar legale patronen worden geschonen, en wanneer dit toch geschiedt, zal dit afwijkende patroon worden geïdentificeerd, geïsoleerd en ten slotte vernietigd worden. 
Pirsig, zelf ervaringsdeskundige in de psychiatrische inrichting, had zich dus aangewend om niet te zeggen dat hij zich 'Fantastisch' voelde want dan zou de behandelend psychiater denken dat hij een waanvoorstelling had. Zei hij: Beroerd, dan zouden ze de dosis kalmerende middelen verhogen. Hij zei dus zoiets als: tja, ik geloof dat het de goede kant uit gaat. Met deze strategie had hij voldoende glimlachjes gekregen om er tenslotte uit te mogen. Het is wel een rotstrategie, want als je eenmaal 'vrij' bent, ben je nog steeds gewend om toneel te spelen. (Pirsig legt hier uit dat de verteller in zijn succes boek 'deze geïsoleerde toneelspeler' is). Phaedrus heeft het begrip 'statisch filter' in zijn kaartensysteem zitten: een statisch waardensysteem filtert de ongewenste meningen uit en behoudt de gewenste. Zien is niet geloven. Geloven is zien. Het is een omvangrijk cultureel verschijnsel, dat wel degelijk ernstig is. Maar: De cultuur voor dom uitmaken is geen oplossing, je moet zoeken naar de factoren die de nieuwe informatie aanvaardbaar zullen maken: naar de sleutels. Hij beschouwde de Metafysica van de Kwaliteit als een sleutel
Het licht, dat hij bij Lila heeft gezien, is zoiets. Pirsig noemt dit het Dharmakaya-licht. Het is een omvangrijk gebied van menselijke ervaring, dat door culturele filters was buitengesloten. Als Phaedrus dit licht ziet, weet hij dat er iets belangrijks aan de hand is, dat hij wakker moet worden. Phaedrus (Pirsig) beschouwt dit niet als een of ander buitenaards verschijnsel, maar als iets dat in de fysische werkelijkheid zich afspeelt. Alleen ziet niemand het, omdat de culturele definitie van wat werkelijk en niet werkelijk is, dit licht 'uitfiltert'. El Greco bijvoorbeeld schildert dit 'oplichten.' In de Metafysica van de Kwaliteit is dit licht belangrijk omdat eht vaak verschijnt in samenhang met ongedefinieerde goede voortekenen, dat wil zeggen met Dynamische Kwaliteit. 

Jamie komt op bezoek. Hij dringt erop aan dat hij Lila wil spreken. Phaedrus laat hem door. Hij hoort gegil, gebonk en even later komt Jamie te voorschijn: 'Ze wilde me vermoorden.' Jamie taait af. Phaedrus gaat naar beneden. Lila heeft een bloedneus, heeft een zakmes in haar hand. Ze zegt dat Jamie 'haar baby wilde vermoorden.'  Dan waarschuwt Rigel Phaedrus dat hij beter nu weg kan varen, anders komt de havenpolitie er aan te pas. Phaedrus vaart de rivier over, naar de oever van New Jersey en dan stroomafwaarts. Hij kijkt nog een keer naar New York, huivert bij de aanblik van 'De Reus,' heeft het gevoel nog maar net aan zijn greep te zijn ontkomen. 
Nu hoeft hij niets meer. Behalve Lila, beneden. Wat moet hij met haar beginnen? De torens van het World Trade Center komen voorbij (het boek is uit 1991). Kalm arriveert hij bij Sandy Hook en legt daar aan. Lila blijkt in een soort trance-achtige toestand. Phaedrus zegt: Alles is in orde, ik zal een poosje voor je zorgen.' Hij maakt een lunch voor haar. Daarna voor hemzelf. Intussen denkt hij over Lila na. Is ze innerlijk bezig met een soort Dynamische bevrijding van de statische patronen? Vlucht ze 'naar iets toe' en bereikt ze dat punt niet, als je haar vlucht belemmert (door haar op te sluiten, plat te spuiten enzovoort). 
Hij bedacht dat er naast de gebruikelijke oplossingen voor krankzinnigheid - opsluiten of leren zich aan te passen- nog een derde mogelijkheid was namelijk beide 'films' afwijzen en streven naar de Dynamische Kwaliteit zelf, want die is geen film.
Phaedrus neemt zijn post door en heeft dan zin om nog een paar aantekeningen te maken over William James. De filosofie van James bestond in feite uit twee hoofdstromingen: de een noemde hij pragmatisme en de ander radicaal empirisme. James is het meest bekend geworden door zijn pragmatisme: de opvatting dat de waarheid kan worden getoetst aan de praktische toepassing of de bruikbaarheid. James zei: Waarheid is één soort van het goede en niet, zoals gewoonlijk wordt verondersteld, een categorie die los staat van het goede en er parallel mee loopt. Waarheid is één soort van het goede. Phaedrus zou hieraan toevoegen: het goede waaraan de waarheid ondergeschikt is, is de Dynamische Kwaliteit en niet een of andere praktische toepasbaarheid. (Wie meer wil lezen over William James, lees bijvoorbeeld een artikel van Marilynne Robinson over hem .) Of lees het heldere overzicht op de Nederlandse Wikipedia er op na. 
De tweede hoofdstroming van James was zijn radicale empirisme. Subjecten en objecten zijn secundair. Het zijn denkbeelden die ontleend zijn aan iets fundamentelers dat hij omschschreef als 'de onmiddellijke stroom van het leven dat het materiaal levert voor onze latere overwegingen met hun conceptuele categoriën. Zuivere ervaring gaat logisch vooraf aan 'geest en materie', 'psychisch en fysisch', 'bewustzijn en inhoud'. Phaedrus stelt vast, dat zijn Metafysica van de Kwaliteit een voortzetting is van de hoofdstroming van de twintigste-eeuwse Amerikaanse filosofie. Zij is een vorm van pragmatisme. Zij voegt eraan toe dat dit goede geen maatschappelijke norm is. Het goede is een rechtstreekse alledaagse ervaring. Het hoofdstuk eindigt geruststellend. Phaedrus heeft genoeg nagedacht in zijn slaapzakje. Heerlijke goed slaap. 
De volgende dag wordt hij wakker. Hij bedenkt dat hij eten zal moeten gaan kopen. Hij zegt Lila gedag. Ze zit nog in haar wereld; ze zegt dat Richard naar het eiland zal komen. Ze zegt 'ik ben klaar'. Phaedrus zegt dat ze net zolang mag blijven als ze wil. Hij stapt aan land om de boodschappen te gaan doen. Hij bedenkt, dat Lila de komende dagen - als hij haar niet voor problemen stelt - haar eenpersoonscultuur helemaal zelf zou kunnen ophelderen. Al lopende bedenkt hij nog even: Gekken en mystici hebben zich bevrijd van de conventionele statische intellectuele patronen van hun cultuur. Met als enige verschil dat de gek is overgestapt op een eigen privé-statisch patroon, terwijl de mysticus alle statische patronen heeft verlaten ten gunste van Dynamische Kwaliteit. Zelf heeft hij de boot gekocht om een plek te hebben om alleen te zijn, om rustig en onopvallend in gedachten verzonken te kunnen zijn. Feitelijk is Lila hier nu ook mee bezig, denkt Phaedrus. Via de Grieken komen we op de Hindu filosofie en aan de aandacht die zij besteed hebben aan het conflict tussen ritueel en vrijheid. De wijze waarop ze dit conflict hebben beslecht in de boeddhistische en vedantische filofofie behoort tot de meest diepgaande prestaties van de menselijke geest
(Deel 3 is voor mij een aaneenschakeling van 'verdomd', van 'aha ervaringen' als Pirsig poogt te ontrafelen hoe het zit met 'het goede als rechtstreekse alledaagse ervaring'). 
Als Phaedrus terugkomt met de boodschappen ziet hij op een gegeven moment, in een opening van bomen en struiken, de oceaan liggen. 'Uitgestrekte leegte en niets heiligs.' Dit was wel het sterkst zichtbare concrete b eeld voor Dynamische Kwaliteit dat hij kon bedenken. (Prachtige zin, IB) Hij bedenkt, dat het Lila misschien helpt als ze de pop ritueel gaan begraven. Maar terwijl hij verder looptvindt hij dat weer onzin. Een echt ritueel moet vanuit jezelf komen. In de verte ziet hij zijn boot liggen, maar er ligt nog een andere boot naast. Die van Rigel dus. Rigel zegt tegen Phaedrus, dat Lila met hem mee gaat, dat ze dat zelf wil. Phaedrus vraagt het aan haarzelf. 'Hallo', zei hij. 'Hallo,' zei ze ook. 'Ik hoor dat je terug wilt.' Ze sloeg haar ogen neer. Schuld. Dit was de eerste keer dat hij haar schuldig zag kijken. Hij zei: 'Volgens mij is dat een ernstige vergissing.' Ze bleef omlaag kijken. 'Waarom ga je terug?' Lila keek op en zei ten slotten: 'Ik wilde met jou mee. je weet niet hoe graag ik met jou mee wilde komen. maar ik ben van gedachten veranderd. Er is nog een heleboel wat ik eerst wil doen.'
Zo vertrekt Lila. Pats. Boem. Gewoon zo. Op de volgende bladzijde snapt hij haar, zoals hij mensen snapt die meer van statisch houden. Vanuit het statische gezichtspunt is heel die ontsnapping in de Dynamische Kwaliteit een soort doodservaring. Het is een beweging van iets naar niets. Een beroemd gedicht luidt als volgt:

  • Wees een dode
  • terwijl je leeft.
  • Wees volslagen dood, 
  • en doe dan waar je zin in hebt.
  • En alles zal goed zijn. 

Okay, de koffer van Lila is weg, daar kan dan weer mooi zijn kaartenbak staan. Maar wil hij dat eigenlijk nog wel?
Ineens valt zijn oog op de pop. Ze had hem achtergelaten.
Phaedrus wil de pop niet zomaar in het water gooien. Hij kleedt de pop aan met het overhemd dat Lila voor hem gekocht had. Hij beseft dat deze pop Lila's laatste bladzijdemeest innerlijke waarden vertegenwoordigt, tegenstrijdig en wel. Phaedrus besluit om de pop waardig te gaan begraven. Hij gaat weer aan land, begint een dialoog met de pop, komt aan in een ruïne, zet de pop daar tegen een muur, met het gezicht naar de zee, buigt ten afscheid en weet dat over een paar uur de vloed de pop mee zal nemen. Buitengekomen heeft hij het gevoel dat eindelijk alles in orde is. Bovenop een zandduin tolt hij om zijn as en nog een keer en nog een keer, zo vrij voelt hij zich. Hij loopt over de zandweg terug naar de boot en herinnert zich een dergelijke zandweg, lang geleden, in het Northern Cheyenne-reservaat. Hij liep er met Dusenberry en John Wooden Leg, het stamhoofd en met mevrouw LaVerne Madigan, iemand van de Association of American Indians. Ze liepen alle vier naast elkaar, toen er een haveloze onbestemde hond bijkwam en vrolijk voor hen uitliep. Ze volgden de hond een poosje zonder iets te zeggen. Toen vroeg LaVerne aan John: 'Wat voor een soort hond is dat?' John dacht erover na en zei toen: 'Dat is een goede hond.' Later had Phaedrus aan Dusenberry gevraagd wat hij John eigenlijk bedoelde. Dusenberry wist het niet. Dusenberry is inmiddels dood, LaVerne was om het leven gekomen bij een vliegtuigongeluk. En nu, terwijl Phaedrus hier terugloopt naar de boot, komt het beeld van de haveloze Indiaanse hond weer boven en beseft hij wat het betekende. John had de hond ingedeeld volgens zijn Kwaliteit en niet volgens zijn stoffelijke hoedanigheid, niet als object, niet als deel van een hiërarchische structuur. Een dergelijke struktuur valt buiten de traditionele zienswijze van de Indiaanse cultuur. Goed is bij hen het middelpunt van de ervaring. (dit ga ik niet verder uitleggen; lees zelf. Het is de kern van Phaedrus' denkwijze.)
Op de laatste bladzijde:
Amerikanen hoeven niet naar het Oosten te gaan om te leren waar al die mystiek om draait. Mystiek was altijd al in Amerika. In het Oosten wordt de mystiek opgesmukt met rituelen, wierook, pagodes en gezang, en er bestaat natuurlijk ook een geweldige organisatie die ieder jaar de tegenhanger van vele miljoenen dollars in het laatje brengt. De Amerikaanse Indianen hebben zoiets nooit gedaan. hen gaat het er juist om niet georganiseerd te zijn. Zij verlangen niets, zij maken niet een hele hoop drukte, en daarom worden ze door de mensen verkeerd ingeschat. 

 

 

 

Tenslottelilatien

Wat een boek. Intrigerend dat 'mijn' Jan in het laatste halfjaar van zijn leven ook een mapje 'William James' had aangemaakt met daarin vijf artikelen. Dit mapje staat nog op de computer, die ik nu gebruik. Ook intrigerend, dat Marilynne Robinson fan was van William James, over hem geschreven heeft - zie hier één van de artikelen uit het mapje van Jan, een prima inleiding op de filosofie van James - en ook zelf een roman Lila heeft geschreven. Die roman heb ik vorig jaar gelezen, geweldig prachtig boek. Maar ik heb nog nergens gelezen waarom ze dezelfde titel gebruikt als Robert M. Pirsig. (Lila van Marilynne Robinson ga ik als volgende leeservaring beschrijven. En misschien kom ik erachter.)
En het was voor mij ontroerend om dit interview met Robert Pirsig te lezen, in The Guardian, 19 november 2006, Tim Adams. Wat een humor. Wat een vrede. En wat een nuchterheid om over zijn pillen ter bestrijding van zijn depressie te lezen. Gewoon gebruikt en weg depressie. Heerlijk, om heel deze gedachtengangen over de psychiatrie in het boek Lila gelezen te hebben en dan vervolgens dit simpele pilletje. Niks maakt uit. 
En natuurlijk - natuurlijk! - dacht ik erover na hoe grappig het zou zijn om Robbert Dijkgraaf en Robert M. Pirsig samen in een televisieprogramma te zien. Volgens mij wonen ze allebei daar in het NO van Amerika. Volgens mij komen ze allebei een eind in de richting van 'de volgende dimensie'.  Ik zou er accuut tv voor aanschaffen. 

 

zie ook de leeservaring van het boek Zen en de kunst van het motoronderhoud van dezelfde schrijver

25 april 2017, overlijdensbericht van Pirsig in NPR, lees hier