Steen op steen, Wieslaw Myśliwski
Steen op steen
moet er een grafhuis opgebouwd worden in het boek van Wieslaw Mysliwski. Szymek, één van de vier zonen van een Poolse boerenfamilie, is gedurende het hele boek bezig in gedachten om dit grafhuisje te bouwen, maar in het echt wordt er niets gebouwd. De vergunning, de stenen, de metselaar, de medefinanciering door zijn broers; alles laat op zich wachten, niks komt van de grond. Wieslaw wil een fijn grafhuis, waar vader en moeder en zijn broers en hij zo horizontaal en wel ingeschoven kunnen worden terwijl de dragers rechtop lopen. Niks geen armetierig kruisje, waar de nabestaanden op zondag armetierig bij staan te kijken. Nee. Een echt groot gemetseld graf, zoals het een degelijke boer betaamt. Waar je rechtop in kunt staan, als je de doden wilt bezoeken. Waar je mee voor de dag kunt komen als nabestaande, als je naar de doden gaat. Dat is wat Szymek wil.
Op bladzijde 524 is het boek uit en is er met het graf nog niet een begin gemaakt. Wel zegt Szymek op deze laatste bladzijde tegen zijn broer Michal (de zwerver met de lange baard, met de luizen, met de strontlucht omdat hij op blote voeten tot aan zijn enkels in de mest stond bij Skobel; hiermee nog een boterham verdiende; Szymek vindt hem als hijzelf uit het ziekenhuis komt en overal zoekt naar zijn broer Michal en hem tenslotte dus zo vindt en meeneemt naar huis en afranselt en vervolgens in een tobbe warm water wast, hem de haren knipt): 'Ik ben van plan een graf te laten bouwen. Acht kamers, zodat we er met zijn allen in passen. Misschien komen Antek en Stasiek ook bij ons liggen.'
De slotregels zijn weer de innerlijke-monoloog regels die zo schitteren in het boek: 'Ze zeggen: moge de aarde licht voor hem zijn. Waar zal die lichter voor hem zijn? Ze zeggen: waar de mens is geboren, daar is de aarde zijn wieg. En de dood legt je er als het ware alleen in terug. En ze wiegt je, ze wiegt je, tot je weer ongeboren bent en niet verwekt.'
Ongelooflijk
wat een boek. Het geeft niks dat je elke dag alleen maar een paar bladzijden leest voor het slapen gaan. Elke alinea kan apart gelezen worden; het boek is een aaneenschakeling van associaties en uitwijdingen over alle mensen in het dorp met naam en toenaam, de kroeg, de vader en moeder, de rogge, het stukje brood dat in de akker wordt gelegd, de ambtenaar ten tijde van het communisme, kerk, vrouwen, drank, alles wat dagelijks leven is. En passant is de tweede wereldoorlog geweest, is Polen communistisch geworden, was Szymek partizaan en zegt het boek duidelijk: wat is oorlog? Dan ben je tegen die, dan andersom. Er moet gewoon gevochten worden, is het niet in de oorlog dan wel in de kroeg als iedereen dronken geworden is. Ach. Al teveel aangestreepte prachtige passages, een selectie.
Hoe de zandweg verhard wordt; hoe de auto's komen.
Dit was voor mij een aangrijpend stuk. Ik ken die overgang. Ik ben geboren aan de zandweg, ik ben zelfs naar middelbare school in Aalten nog grotendeels over de zandweg gefietst. En zowel mijn moeder als een oom zijn dood gegaan als gevolg van de komst van auto's.
(bladzijde 68) Het geval wilde dat toen ze die weg eenmaal hadden aangelegd, Mateja de eerste was in het dorp die door een auto werd overreden. Hij stak over omdat het hem ineens te binnen schoot dat zijn vrouw hem had gezegd wat zout te gaan kopen en de winkel nu juist niet aan deze kant was. En niet alleen heeft hij dat zout niet gekocht, maar het was zijn schuld. In zijn eigen dorp en zijn eigen schuld. Hij ging zout halen en het was zijn schuld. Hij heeft nog even geleefd. Ze hebben hem naar de wegkant gedragen....
Er is geen rust meer in ons dorp. Alleen maar auto's, auto's, auto's. Alsof ze enkel voor de auto's die weg hebben aangelegd en ze de mensen zijn vergeten...
Mensenvoeten betekenen niets meer...
De hemel is overal hetzelfde en aan je lotsbestemming ontsnap je ook met de auto niet.
Szymek wordt liever soldaat dan boer.Geweldig. Vader heeft vier zonen; geen van de zonen wordt boer. Wie moet dan helpen zaaien, wieden, maaien, oogsten? Gvd.
(bladzijde 141). 'Ik weet niet, misschien ga ik wel weg.'
'En waarnaartoe dan wel?' Vader had de smoor in.
'Misschien in het leger.'
'Heb je soms te weinig oorlog meegemaakt?
'De oorlog vader, is nog niet voorbij. En ik heb de rang van luitenant.'
'Heeft iemand jou dan bevorderd?'
'In het bos.
'Jaja, en dat noemt zich bevorderd, in het bos. Zogenaamd. Alsof iemand een boer ooit zou bevorderen.Een boer was en is alleen tot de aarde bevroderd. Hier is jouw plaats.'...
'Maar ga jij maar! Gaan jullie allemaal maar! Laat de aarde maar verrekken!
(bladzijde 144): In de oorlog hebben wij maar weinig geschoten, we liepen en we liepen maar, meestal niet de goede kant op, dus liepen we voor niet. En je droomde niet eens zozeer van het einde van de oorlog als wel van het moment waarop je even je schoenen uit kon trekken en je voeten ergens in een koel beekje kon dompelen.
Szymek als hij 's nachts uit de kroeg komt en vader, die wil dat Szymek eindelijk eens helpt op het land.
338: De maan scheen als een daalder, er stonden sterren aan de hemel als er graankorrels op de dorsvoer liggen, dus hoe had ik hem niet kunnen herkennen?/....
En zo zaten we daar maar wat te kletsen, tot het bijna licht werd, dat wil zeggen, hij zei niets en ik was de hele tijd aan het woord. En 's ochtends kwam vader het huis uit en liet zijn blik over de hemel gaan.
'Wat een weertje, zeg, wat een weertje. Ik weet niet, is die hemel nu zo hoog of zo diep? Ja, over zo'n vermogen te kunnen beschikken als die hemel. En alles op één vlakte. Geen wolkje aan de lucht, nog geen streepje, geen sprietje. En dat zonnetje als het oog van Jezus Christus Onze Heer. Wat zeg jij, kun jij misschien een keer naar het land gaan?'
'Hoe moet dat als ik niet uitgeslapen ben. Ik ga morgen wel.'
'Morgen, morgen, sinds wanneer is het nu weer morgen. Bij iedereen is al geploegd en geëgd, sommigen hebben al gezaaid, maar bij ons staat het er nog steeds zo bij als net na de oogst.
Monoloog van 'de voorzitter'
(Szymek belandt in het ziekenhuis, een been wordt afgezet, hij komt weer thuis en hij krijgt 'werk' als ambtenaar, nou ja, werk? Op een bepaald moment vraagt hij acht kuub cement aan op het gemeentehuis; hij wordt naar 'de voorzitter' verwezen, deze houdt een schitterende monoloog van bladzijde 340 tot en met 366; juffrouw Hanek voert wodka en koffie aan en tenslotte, op bladzijde 366 krijgt Szymek een handtekening voor niet acht, maar negen kuub cement):
349: Als je zo graag wilt, ga gerust dood. Het staat iedereen vrij om dood te gaan. Dat is geen zaak van de gemeente. Maar jij wilt cement, tja en dat is wel een zaak van de gemeente.
365: Zelfs voor benzine moet ik geld bij cultuur halen. Dacht je soms dat het bij mij niet kermde vanbinnen? Het kermt als de pest. Soms ga ik dan het land op, maar het koren kijken, dan word ik helemaal week vanbinnen. Ik zou wel op een akkergrens willen gaan zitten luisteren naar de leeuweriken. Maar dan zeg ik tegen mezelf: waar is je bewustzijn, meneer de voorzitter? Jij moet het nieuwe leven bouwen en het oude heb je vanbinnen nog niet uitgeroeid.
Szymek is weer eens dronken.
399: En zo zat ik daar in die regen op het stenen trapje, lukend aan de fles, en ik vond het zelfs wel behaaglijk daar zo te zitten. Ik zei iets tegen Jezus, die onder het afdakje boven mij met het hoofd op een arm steunend zat na te denken. Hij zei iets terug. Wn zo zaten we wat met elkaar te kletsen tot ik de fles helemaal tot op de bodem leeg had gedronken...
Plotseling schoot me te binnen dat Kaška nog wel eens in de winkel kon zijn. Ik was al een tijdje niet meer bij haar langs geweest...
403: Ze drukte mijn hoofd tegen haar buik. 'Een schurk ben je, maar ik zou niet weten hoe het zonder jou zou zijn. Beter, slechter, maar in elk geval niet meer zoals nu...
Ze deed haar schort af. Ze droeg een groene jurk met witte stippen die haar heel mooi stond. Ze leek een groene boom waarop ergens vanuit de hemel sneeuwvlokken vielen. Maar opnieuw werd ze overmand door woede en begon die sneeuwvlokken van zich af te slaan....
407: Maar Szymus, me afvragen of ik wil leven zal ik nooit. Want waarom zou ik? Stel een domme vraag en je krijgt een dom antwoord. Hoeveel, hoeveel heb je eigenlijk van dit leven? Nauwelijks een vingerhoedje...
Buren.
Szymek heeft bij iedereen gevraagd,"Waar is Michal?' Tenslotte zegt Marian staat mest uit te gooien bij Skobe.'...
433: Het was nooit bij me opgekomen om Skobel te vragen of Michal misschien bij hem was. Want naar Skobel ging je zelfs niet om een wetsteen voor je zeis te lenen, of zuurdesem voor het brood, ziftsel voor de zurek, een ploeg, een kar, een paard, om nog maar te zwijgen van geld.
Wassen in de tobbe.
Szymek vindt een tobbe bij de buren. Hij kookt water, doet het in de tobbe, stopt Michal er in.
509: Hij drukte mijn hand en wilde die niet meer loslaten, alsof ik hem naar eeen afgrondelijke diepte leidde, terwijl het water nauwelijks tot boven zijn enkel kwam...'Ga zitten,' zei ik. 'Dan zeep ik je eerst in.' Ik had een stuk zeep uit het ziekenhuis meegebracht....
Ik haalde het krukje bij de wastobbe, ging erop zitten, goot water met behulp van een steelpannetje over hem uit, zodat hij overal nat zou zijn. Daarna maakte ik in mijn handen wat zeepsop. Heel voorzichtig, om hem nergens pijn te doen, zeepte ik zijn rug, borst, armen en zijn hele verdere lichaam in. Zijn huis trilde als bij een konijn als je het over zijn vachtje streelt. Ik voelde dat trillen ook in mij, hoewel ik hem nauwelijks aanraakt en dat nog meer met schuim dan met mijn handen....
Ik stond op en goot er uit een waterketel nog wat heet water bij. Ik mengde het rond zijn lichaam.
Zelf ben ik als kind ook elke zaterdag in de teil gestopt door moeder. Het is een mythische herinnering, in meerdere van mijn verhalen heb ik het ook verbeeld, zie hoofdstuk 28 in Antonio,
Boeken, aldus de schrijver!!!
517: Van ons vieren leerde het beste, dat is waar. Eén keer heeft hij zelfs een boek gewonnen omdat hij de beste van de school was. In dat boek stond over hem geschreven: 'Voor Michal Pietruszka voor zijn eervolle vorderingen en voorbeeldig gedrag, in dank ook aan zijn ouders.'...
Ook mocht Michal tot 's avonds laat een boek lezen en was het nooit zonde van de lampolie. Ik hield dan ook niet van boeken. Alleen wat ik op school moest lezen, dat las ik omdat het moest. En ik heb nooit geweten wat nu het nut was van lezen en vroeg me af of het geen tijdverspilling was.
En Michal las. Jaren gingen voorbij en hij las en hij las maar.
Woorden, aldus de schrijver.
522: De hele wereld is één en al spraak. Als je eens goed naar de wereld zou kunnen luisteren, zou je kunnen horen wat ze honderd, misschien wel duizenden jaren geleden zeiden. Want woorden kennen geen dood. Ze zijn als doorzichtige vogels, eens uitgesproken cirkelen ze eeuwenlang boven onze hoofden, alleen horen wij ze niet.
523: Bij het woord begint het leven en met woorden eindigt het. Want de dood is ook het einde van de woorden. Begin maar bij het eerste het beste woord dat je het dierbaarst is. Moeder, huis, aarde. Probeer te zeggen: aarde.
(vader, hoe hij zijn zonen leerde ploegen). Hij legde onze handen op de greep, en op die handen zijn eigen handen en dan liep hij achter ons, alsof hij je in zijn armen hield. Je voelde zijn warmte in je rug, zijn adem op je hoofd. Zijn woorden kwamen als het ware uit de hemel: niet zo vasthouden, steviger, loop door het midden van de voor, je moet diep[er ploegen als de aarde droog is....
Misschien wel mijn mooiste boek voor 2016
Maar misschien ook niet. Ik ga nu verder met Clarice Lispector De ontdekking van de wereld. En dan de liefdesbrieven van Ingrid Jonker en André Brink.
1984, 2012
Het boek Steen op steen is in 1984 geschreven. Mysliwski was toen 52 jaar. Het boek is in 2012 vertaald in het Nederlands.
In 2006 is het boek 'De laatste hand' uitgekomen, vertaald in 2015. Van de NRC krijgt dit boek 5 sterren, zie meer over deze roman op de site van Polen in Beeld.
De schrijver
Wieslaw Mysliwski (25 maart 1932) werd geboren in een dorp in de omgeving van Sandomierz in het zuidoosten van Polen. Hij studeerde filologie aan de universiteit van Lublin. Later werkte heij als redacteur van een uitgeverij en als medewerker van diverse culturele tijdschriften. Ook schreef hij toneelstukken en filmscenario's.
Mysliwski is de enige Poolse schrijver die twee keer de prestigieuze Poolse Nike-prijs won, eerst voor 'Horizon'(1996), later voor 'Over het doppen van bonen"(2006)
(Sofie Messeman, Trouw 23 januari 2016)